Louis Dieudonné, de latere Zonnekoning, is pas vijf jaar oud als zijn vader in 1643 overlijdt. Zijn moeder, Anna van Oostenrijk en kardinaal Mazarin regeren het land. Dat twee buitenlanders alle macht hebben, zit het volk niet lekker. Adel, clerus en gegoede burgerij proberen weer wat macht terug te pakken die Richelieu hen had afgepakt: de z.g. Fronde- beweging. Aan het hof hebben de ‘devoten’, een extreem-rechtse katholieke groepering echter veel meer invloed. Terwijl deze machtsstrijd zich afspeelt laat men de jonge Lodewijk zijn gang gaan met zijn passie voor de dans. Regelmatig treedt de jongen op voor het hof en na een prettige samenwerking met een jonge Italiaanse componist, Gian Baptista Lulli (die zijn naam al gauw verfranst tot Lully) benoemt hij deze tot hofcomponist, een positie die deze bijna 35 jaar zal houden.De dans aan het hof was niet zo verfijnd en galant als wij ons daarbij misschien voorstellen, en ook nog niet het specialistenwerk van professionele balletdansers met hun grote sprongen. De jonge koning, waarvan vast staat dat hij een excellent danser was, danste zonder partner, in een mannelijke ‘down to earth’ stijl. In ‘het Ballet van de Nacht’, dat Lully voor hem componeerde, stelde hij op zijn 14e jaar de opgaande zon voor, wat hem de bijnaam Zonnekoning verschafte. Zijn moeder had niet in de gaten dat hij zich met zijn dansen een krachtig, bovenmenselijk, ja bijna goddelijke imago verschafte, dat hem in staat stelde om op zijn 22ste, na de dood van Mazarin, zelf alle macht over te nemen. Hij blijft dan nog tien jaar dansen. In een bepaald ballet nodigt hij de kinderen van een aantal Fronde-kopstukken uit om om hem heen te dansen, om te laten zien dat alles voortaan om hèm zal draaien. Zijn rollen ontwikkelen zich van romanhelden, via mythologische helden tot goden, zoals zijn rol van Apollo, waarbij hij geblesseerd raakt, waarna hij nooit meer wil dansen. Lully is dan gedwongen zijn bakens te verzetten. Samen met de hoftoneelschrijver Molière zet hij dan komische balletten (die al langzaam richting opera beginnen te gaan) op poten.
Achtergrond
Na ‘Le maître de musique’ en ‘Farinelli, il castrato’ komt de Belgische filmmaker Gérard Corbiau opnieuw met een historische film waarin muziek een hoofdrol speelt. Corbiau wist van dit historische gegeven opnieuw een oogverblindend mooie film te maken. Zonlicht, goud en warme okerkleuren overheersen het beeld. In Benoît Magimel (die vorig jaar in Cannes de acteursprijs won voor zijn rol in ‘La pianiste’) vond hij een perfecte Lodewijk, die trouwens ook de bouwkunst flinke impulsen gaf door het paleis van Versailles te laten bouwen, zoals we in de film te zien krijgen. Boris Terral excelleert als de hofcomponist die in zijn passie voor zijn werkgever als het moet het hele protocol aan zijn laars lapt. Van de enorme muziekproductie van Lully, die dirigeerde door met een staf de maat op de grond te stampen, wordt tamelijk weinig meer uitgevoerd. De filmmakers moesten de originele manuscripten erbij halen om de muziek uit de diverse stadia van zijn loopbaan te achterhalen. Veel daarvan werd voor de film voor het eerst in eeuwen weer gespeeld (door Musica Antiqua Köln op originele instrumenten). ‘Le roi danse’ is een fascinerend stuk geschiedenis én een lust voor oog en oor.
“Overstijgt de beroemde anekdotes” – Het Parool
“Een treffende en leerzame periodeschets” – Het Parool